Visdiefjes — wie steelt vis van wie?
door Ron Ates
Eén van mijn oudste bezittingen is een boekje over vogels. Het heet Zien is Kennen. Ik heb de vijfde druk. Voorin staat in mijn bloedeigen handschrift: „Vrijd, 20 dec, ’57″, met vulpen, niet met balpen! Auteurs: Nol Binsbergen en D. Mooij, tekeningen Rein Stuurman. Allemaal Zaankanters, geboren en getogen. Voor het gemak noem ik het boekje hierna ZiK. Ik vermoed dat een hele generatie Nederlandse vogelaars groot geworden is met ZiK. Ik ben erg aan het boekje gehecht, hoewel het al een poosje aan restauratie toe is. Ik zal nooit ofte nimmer toegeven dat de inhoud hier en daar een beetje bijgewerkt zou kunnen worden.
Visdiefje op de uitkijk.
Elke voor mij nieuwe bron van informatie over vogels vergelijk ik met ZiK. Om te beginnen: vogelnamen moeten zo blijven. Door en met Zik behoren namen zoals Vlaamse gaai, witgatje, baardmannetje tot cultureel erfgoed. Net als visdiefje. Een bijzonder gracieus vogeltje, dat in de verte op een meeuw lijkt. Zijn doorslaande vleugelslag is karakteristiek. Het doet aan wat genoemd wordt stootduiken, zoals een jan‑van‑gent. Je zou het misschien ook plonsduiken kunnen noemen, want erg diep gaat het nooit. Maar ZiK noemt het stootduiken, discussie gesloten.
Visdiefje in de lucht
Het is werkelijk een genot om naar dit vogeltje te kijken. In rust of in de vlucht, zie foto 1 en 2. Het heet tegenwoordig visdief, zonder je. Het waarom is me een raadsel, want ZiK. Tussen haakjes, een visdiefje steelt geen vis, van niemand. Het neemt zijn deel van visjes, zo klein dat de meeste andere vissers hun neus ervoor ophalen. In de broedtijd kun je visdiefjes af en aan zien vliegen met kleine visjes in hun snavel. Maar hier wil ik graag het plonsduiken, pardon stootduiken, aan je voorstellen.
Visdiefje in het water
Foto 3 toont de wanordelijkheid ervan. Vastgelegd met een achthonderste seconde. In de laatste fase van de plons weet het visdiefje zich weer aan het water te ontworstelen, zo lijkt het. Alsof het zoiets niet honderden keren per dag doet. Aandoenlijk toch?
Foto’s: Ron Ates