Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Kran­ten­verkoper

Gesprek met de Buurtbuschauffeur
bus177
„Daar heb jij hem weer! Die man daar! Die, die zijn auto daar staat te tanken. Hem.„
Een snelle blik in de bin­nen­spiegel wijst naar een man en vrouw naast elkaar. Eigen­lijk zit­ten ze achter elkaar maar dan gedraaid, zodat hun benen in de gang staan. Ik hoop dat ze hun riemen vast hebben. In mijn kleine buurt­busje is het niet ver­plicht maar wel gewenst de vei­lighei­ds­gordel te gebruiken. Maar deze pas­sagiers hebben nu alle­bei hun hoof­den naar het raam toe gedraaid, zij kijken naar de man die hij her­haaldelijk aan­wees.
„Zijn gezicht komt mij vaag voor,” zei de vrouw, die nu met haar neus keurig naar voren gericht zit.
Intussen heb ik vooruit­gang geboekt dat we niet meer naast het tanksta­tion staan maar de meneer gaat verder over de man die stond te tanken en duidelijk is hij geen vriend.
„Een auto heeft hij! En zo te zien, een betere dan die van mij” jam­merde de man, zijn gezicht gericht naar de vrouw toe.
„Wie is hij dan? Een ken­nis van jou?” zei de vrouw nieuws­gierig.
Ik geef toe. Ik ben ook benieuwd, dus ik luis­ter even mee.
„Hij is de dak­lozenkrantverkoper die jaren­lang voor de deur van onze super­markt staat” zei hij hele­maal opge­to­gen.
„Wie?” antwo­ordt zij, fron­send.
„De man die jaren­lang de dak­lozenkrant verkoopt voor de deur van de super­markt bij mij, weet jij nog?”
„Niet echt, nee, sorry, ik let niet zo op mensen om mij heen, sorry. Maar wat is er met hem dan?” en ze klinkt een beetje gede­cideerd.
Miss­chien komt dat door de ver­heven stem van die meneer. Hij draait alweer onrustig rond op zijn zit­plaats. „Hoe kan dat dan?” en hij kijkt om zich heen alsof hij daar antwo­ord vindt.
„Wat is er mee?” Waarom maakt hij jou zo boos? Is er iets tussen jul­lie gebeurd?” bestookt ze hem ineens met een lad­ing vra­gen.
„Ja, dat kan je wel zeggen, inder­daad” en hij neemt een hap lucht voor­dat hij los gaat, „namelijk, ik heb hem jaren­lang mijn klein­geld gegeven, niet eens zijn kran­tje meegenomen, zodat hij dat dan verder kon verkopen, alle­maal en alleen omdat ik dacht dat hij dak­loos was,” en hij neemt nog een hap voor­dat hij zijn zin eindigt met, „en nu blijkt hij een mooiere auto dan die van mij te bezit­ten!”
„Miss­chien moet hij daarin slapen?” zei mevrouw.
„Denk jij dat nou echt?” snauwt hij voor­dat hij zei, „da’s oplich­terij!” met een zacht achteraf vragend,„toch?”.
„Jij bent alleen cha­gri­jnig omdat jouw auto bij de garage staat en we deze bus moesten nemen”, antwo­ordt de vrouw kortaf.
„Jazeker, en dat gaat mij veel cen­t­jes kosten straks als we de auto gaan ophalen,” zucht hij weer.
„Miss­chien kan jij bij hem een lening vra­gen,” zei ze lachend en ik moest ook even glim­lachen. Maar haar opmerk­ing valt bij hem ver­keerd.
„Ja, dat kan jij wel zeggen!” roept hij boos, „en hij zal het, zo te zien, ook niet mis­sen. Hij heeft een veel duurde auto dan die van mij.”
„Jij weet het niet. Als hij geen huur hoeft te betalen dan zou hij wat over hebben,” zei de vrouw en ik moest alweer glim­lachen.
„Jij snapt het niet,” zei de man nors, „hij verkoopt zichzelf als dak­loos en in nood van opvang, ter­wijl hij zich duidelijk een dure auto kan per­mit­teren en da’s oplich­terij.”
„Van wat ik weet, moeten de verkop­ers van de Z Krant zich reg­istr­eren bij de redac­tie en zo. Die zou zeker voor­waar­den hebben en als het zo veel zou ver­di­enen dan zal iedereen dat doen?” zei de vrouw ineens vol vertrouwen, waarna een zachte „toch?”, volgt.
Maar dan stap­pen ze samen uit en de rest van hun debat werd mij onthouden. Ik rij verder, daarover nog lang nadenkend.

Joomla tem­plates by a4joomla