Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Leven mèt de oor­log
Spreker Mieke Piscaer-​Mansfeld

23MiekePiscaer

In 1946 werd ons land over­spoeld door een geboorte­golf, de oor­log was voor­bij, je kon weer gaan leven, hopen, werken, kinderen kri­jgen, maar… er moest ook heel veel ver­w­erkt wor­den.
Veel mensen kwa­men beschadigd uit de oor­log, wilden niets liever dan ver­geten, wat lang niet altijd lukte. In een oor­log leven betekent meestal ook, verder leven met die oor­log, zelfs de kinderen die geboren zijn kort na de oor­log, de zoge­naamde tweede gen­er­atie, kon­den daar mee te maken kri­j­gen. Ik, geboren in 1946, liep al jong mee in de stille tocht op 4 mei, samen met mijn oud­ers en vrien­den van mijn oud­ers. Wij woon­den in Zuilen, bij Utrecht en ik, nog totaal onwe­tend, mocht mee in mijn zondagse kleren en dat was op zichzelf een feest. Mijn oud­ers en hun vrien­den zagen er ook op hun paas­best uit, ze droe­gen alle vier een hoed en aan de arm van de beide dames hing een hand­tasje. Overal hin­gen vlaggen aan de huizen, ik vond dat feestelijk en zag niet dat ze half­s­tok hin­gen. Later werd mij verteld over het waarom van die vlaggen op de 4e mei, de her­denk­ings­dag voor de slachto
ffers van de Tweede Werel­door­log. Ik vond het indruk­wekkend om mee te lopen in die hele lange sliert van doo­d­stille mensen. Je liep op de rijweg, mensen bleven op het trot­toir staan kijken, poli­tieagen­ten liepen langszij en voorop liepen de trom­me­laars, die steeds een doffe roffel op de trom gaven, wat droe­vig klonk. Na de twee minuten stilte en het Wil­hel­mus bij het verzetsmon­u­ment gin­gen we terug naar huis en onder­weg kreeg ik, bij de Ital­i­aanse ijs­sa­lon, een hoorn­tje met twee bol­let­jes, opnieuw een feest.
De vlag werd bin­nen gehaald om de vol­gende dag, op de 5e mei weer te wor­den uit­ge­hangen, maar nu in top, dus voluit, om de Bevri­jd­ing te vieren.

Ik was een jaar of zes, zeven, toen het besef begon te groeien dat er rond die 4e mei iets gebeurde bij ons thuis. De sfeer werd eind april al wat inge­to­gener, er werd min­der gelachen en gepraat, er was duidelijk iets aan de hand. Mijn oud­ers wer­den stiller, waren meer in gedachten en omdat we een nogal lev­endig gezin had­den was het ver­schil voel­baar. Ook mijn beide broers, waar­van de één 10 jaar ouder was dan ik en de ander 6 jaar, gedroe­gen zich min of meer voor­beeldig, we voelden alle drie de sfeer aan, die we niet hele­maal begrepen. Ik ging vra­gen stellen en kreeg, stukje bij beetje, antwo­or­den, waar­door ik langza­mer­hand een beeld van de wereld van mijn fam­i­lie kreeg, van vóór mijn geboorte.

Mijn vader was Joods, (niet gelovig) en mijn moeder com­mu­nis­tisch, dat was een doorn in het oog van de Joodse fam­i­lie. Hij werd voor de keus gesteld: zij, of de fam­i­lie, het werd zij; de fam­i­lie keerde hem de rug toe. Toen ik dat hoorde vond ik zijn besluit logisch, maar later begreep ik pas wat de impact van die besliss­ing geweest is.

Vele jaren later heeft mijn moeder ervoor gezorgd dat het con­tact weer is hersteld.

Emma Bloch, de moeder van mijn vader, kwam uit een Duits dor­pje, werd gekop­peld aan mijn vaders vader en is met hem getrouwd. Het was een liefde­loos huwelijk, waaruit twee kinderen wer­den geboren; mijn vader en zijn zusje. Mijn groot­moeder was voor hen een hele lieve moeder. Haar twee broers waren ges­neu­veld in de Eerste Werel­door­log en haar ver­driet om hen was enorm. In die tijd was daar te weinig aan­dacht voor, ze ver­loor zichzelf steeds meer en raakte zodanig in de war dat mijn groot­vader haar uitein­delijk heeft wegge­bracht naar de Joods psy­chi­a­trische inricht­ing “Het Apel­doornse Bos”. Op bezoek ging hij niet, ook niet met de kinderen en pas vele jaren later heeft mijn vader haar opge­zocht. Omdat mijn groot­vader geen ver­ant­wo­ordelijkheid wilde nemen voor zijn kinderen, stu­urde hij hen naar een broer en zijn vrouw, een kinder­loos echt­paar, dat ineens met twee jonge kinderen werd opgescheept. Voor­taan woon­den de kinderen in Utrecht, waar hun vader hen een enkele keer bezocht.

Ik vond dit ver­haal hartver­scheurend, omdat mijn vader en zijn zusje hier­door over­vallen wer­den, ineens was hun Mutti weg. Zeven­tien jaar verbleef mijn groot­moeder in die inricht­ing. Toen duidelijk werd dat de hele inricht­ing leegge­haald zou wor­den, is zij ontkomen door­dat ze gestor­ven is na een kleine oper­atie aan haar hand. Twee dagen na haar over­li­j­den zijn alle patiën­ten met matras en al, in vrachtauto’s gedonderd en weggevo­erd, onder­weg gestikt, of later, vergast.

Mijn moed­ers vader, Louis de Visser, oud voorzit­ter van de Com­mu­nis­tis­che par­tij en lid van de Tweede Kamer werd mid­den in de oor­log in Den Haag uit zijn huis gehaald en meegenomen naar Kamp Neuengamme. Toen dat kamp werd bevrijd, wer­den de over­leven­den op een schip gezet, de Cap Arcona, dat helaas door een grove fout werd getor­pedeerd door de Engelsen. Daar­bij zijn bijna alle pas­sagiers, onder wie mijn groot­vader, ver­dronken. Mijn moeder heeft haar vader nooit meer teruggezien.

Ze heeft lang met een schuldgevoel geworsteld, ze had het bezoek aan haar vader één dag uit­gesteld, uit­s­tel werd afs­tel, en dat werd voor ons een diep geworteld begrip.

Mijn vader moest onder­duiken, er leek een adres gevon­den, maar… helaas bleek dat al bek­end te zijn bij diverse mensen. Dat was veel te risi­co­vol. Na over­leg met vrien­den werd besloten dat hij zich zou melden als Kri­jgs­gevan­gene. Daar­door, en omdat hij door zijn Duitse moeder vloeiend Duits kon spreken, en door de steun van enkele kam­pvrien­den, heeft hij twee jaar kamp over­leefd. Het laat­ste jaar zon­der enig bericht van thuis. Mijn moeder mocht toen niets meer sturen, zij werd ‘in de gaten gehouden’, regel­matig kwam er ‘huis­be­zoek’. Dan werd er gesnuffeld en gescholden en stond zij duizend ang­sten uit.

Laatst vroeg ik mijn oud­ste broer, nu 86, toen 7, of hij iets van haar angst had gevoeld, hij roemde onze moeder, ze had niets laten merken. Hij vond het zelf, mede door zijn jeugdige leeftijd, eerder een avon­tu­urlijke tijd!

Mijn geboorte had het gezin com­pleet gemaakt en dan ook nog een meisje, wat een geluk! Wat heb ik geboft met beide liefde­volle oud­ers en grote broers. Dat ik, opgroeiend met zoveel gesprekken en zoveel inkijk in hun oor­logsverleden, besloot het leven voor hen te ver­lichten door vrolijk te zijn, hun ver­driet te verzachten, daar kon nie­mand wat aan doen. Ik had zelf niet eens in de gaten dat ik me zo ver­ant­wo­ordelijk voor hun wel­bevin­den voelde, ik vond het nor­maal, maar….. Zo rond mijn 31e, ik was getrouwd en had twee dochtert­jes, bot­sten er twee ver­ant­wo­ordelijkhe­den met elkaar, die voor mijn gezin en die voor mijn oud­ers en dat resul­teerde in een depressie. Met behulp van mijn lieve man, oud­ers en vriendin­nen en een heel goede ther­a­peut, kwam ik daar na enkele jaren weer uit en kon ik weer gaan werken.

Het was geen toe­val, die depressieve peri­ode bleek veelvuldig voor te komen bij de tweede gen­er­atie oor­logss­lachtoffers. Het werd bespro­ken in diverse kran­ten, er werd onder­zoek naar gedaan en ja, er waren er veel meer die dit door­maak­ten, blijk­baar een logisch gevolg, ook voor mij. Mijn oud­ers leef­den in een oor­log en daarna mèt een oor­log. Het kroop ook onder mijn huid, dat is ook leven mèt een oor­log. Het is nu weer zo actueel. Onschuldige mensen leven in een oor­log en moeten vluchten. Maar een oor­log neem je met je mee, die zit in je.


Joomla tem­plates by a4joomla