Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Kabelt­jeskrant 2010

Anek­dotes uit Zaandam-​Zuid opgetek­end door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glim­lach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenis­sen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-​Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt vee­lal herken­ning vin­den in mijn stukjes.

kabeltjeskrant 2012 1

Anek­dotes uit een zeil­er­sleven, opgetek­end door Chris Kabel

kabeltjeskrant 2012 2

Dwan­gar­beid in Noord-​Holland
9 meil 2010

De grote economis­che cri­sis in de jaren der­tig van de vorige eeuw had grote gevol­gen voor de werkgele­gen­heid in onze provin­cie. Op een gegeven moment was meer dan vijf­tien pro­cent van de beroeps­bevolk­ing werk­loos. De cri­sis duurde ein­de­loos en loste pas op in de tweede werel­door­log.
Als je toen werk­loos was kreeg je enige maan­den steun ( uitk­er­ing) om je in staat te stellen werk te zoeken. Was er bin­nen die tijd geen werk gevon­den dan werd je ged­won­gen alle soorten werk te aan­vaar­den dat werd aange­bo­den. Lukte dat ook niet dan was een “baan” in de werkver­schaffing het enige alter­natief.
De werkver­schaffing was een door de staat ged­won­gen tew­erk­stelling met behoud van steun. Werken voor een uitk­er­ing zouden wij tegen­wo­ordig zeggen. Het werk bestond hoofdza­ke­lijk uit hand­matig graaf– en spitwerk en was erg zwaar. Iedere werk­loze was ver­plicht hier­aan deel te nemen. Bij weiger­ing werd de uit­be­tal­ing van steun direct gestopt. De tew­erk­stelling gold voor alle beroeps­groepen. Alle werk­loze kap­pers, han­del­sreizigers, bouw­vakkers, kan­toorbe­di­en­den, fab­riek­sar­bei­ders, chauf­feurs, kor­tom iedereen, moest graven en spitten.

In Noord-​Holland waren tien­tallen pro­jecten waar werk­lozen aan het werk wer­den gezet. Voor­beelden hier­van zijn: sloten graven in de Wieringer­meer­polder, aan­leg Pet­te­mer­bos, opgravin­gen van een kas­teel­ruïne Egmond aan de Hoef, ont­gin­ning Twiske bij Oost­zaan, aan­leg Ams­ter­damse Bos en Bos­baan, graven van de West­haven bij Ams­ter­dam. Bij al deze pro­jecten was in feite sprake van dwan­gar­beid.
Mijn vader, chauf­feur, was zo´n dwan­gar­bei­der. In 1936 werd hij tij­dens een ziekte ontsla­gen en werd na enige maan­den opgeroepen voor de keur­ing van de werkver­schaffing. Hij had last van schizofre­nie maar geestelijk ziek zijn bestond toen niet. Hij werd goedgekeurd en ingedeeld bij werkpro­jecten onder meer in de buurt van Kol­horn. Iedere mor­gen met een volle trein of bus richt­ing West-​Friesland. Weer of geen weer, zomer en win­ter, vele jaren spit­ten en graven. Hij maakte lange dagen en was elke dag elf uur van huis, tegen een week­loon van zes of zeven euro. Dat was min­der dan de helft van een ´nor­maal‚ loon. Als hij ziek thuis bleef dan werd onmid­del­lijk de steun gestopt. Eerst werd vast­gesteld of hij echt ziek was en zo niet dan was het enige per­spec­tief Kol­horn en omstreken. Jaren later rilde hij nog bij het horen van die naam.

Noord-​Holland heeft op deze manier veel geprof­i­teerd van de economis­che cri­sis. Achteraf denk ik, dat die mas­sale werk­loosheid bestu­ur­ders goed uitk­wam. Het uitvo­eren van open­bare werken kostte op deze manier heel erg weinig geld. Een neven voordeel daar­bij was, dat dege­nen die wel werk had­den zich koest hielden. Nie­mand beklaagde zich over zijn loon of arbei­dsvoor­waar­den. Je keek wel uit om werk­loos te wor­den want dan was je aan de beurt.
Afgelopen zomer zijn wij met onze boot door de Wieringer­meer gevaren. Er zijn prachtige sloten en vaarten met water­vo­gels, riet en leuke brugget­jes. De tijd heelt alle won­den! Een klein gedenk­teken ergens in Noord-​Holland is echter wel op zijn plaats.


kabeltjeskrant 2012 2

Urk
7 april 2010

In de zomer van 1974 was de aan­leg van de dijk (Houtrib­dijk), in het IJs­selmeer, tussen Enkhuizen en Lelystad bijna klaar. Dicht­bij Lelystad was nog een stuk van circa vijfhon­derd meter open. Wij grepen die kans om nog een­maal vanaf de Noord-​Hollandse kust recht­streeks, zon­der dat gedoe met sluizen, met onze zeilt­jalk naar de overkant te varen.
Wij voeren vanaf Zaan­dam bin­nen­door naar Edam en gin­gen via de zeesluizen naar “buiten”. Wij vertrokken met een mooi windje uit het Noord­westen met bestem­ming Urk. De route was pre­cies bezeild. Alles ging voor­spoedig (ook de door­vaart door de dijk) en in de loop van de mid­dag meer­den wij af in de haven van Urk tegen een viskot­ter vlak tegen­over de visaf­s­lag. Het was vri­jdag dus de vis­sers vaar­den niet meer uit.

Het was een beleve­nis om daar te liggen. Vooral de visaf­s­lag was inter­es­sant. Onze zoon Rob, toen elf jaar oud, ging met een emmertje in die afs­lag naar vis “zoeken”. Het was namelijk zo, dat bij de hand­matige sor­ter­ing er altijd weleens een visje op de grond viel. Die was dan een prooi voor onderne­mende jonget­jes. Oogluik­end werd dit toeges­taan. Toen hij uitein­delijk met een emmer vol mooie schol terugk­wam heb ik uit­er­aard wel een fles cognac naar de toezichthouder gebracht. Voor wat hoort wat!

De vol­gende mor­gen gin­gen wij bood­schap­pen doen. Op een gegeven moment kwa­men wij in een niet al te grote winkel waar­van de eige­naar blind was. Dat gaf bij het helpen van de klanten echter weinig prob­le­men want de man kon de meeste artike­len blind­el­ings vin­den. Zijn vrouw die ook in de winkel was, hield uit­er­aard de boel in de gaten. Wij wer­den in eerste instantie prima geholpen door de man. Op een gegeven moment kwam de vrouw echter tussen­bij en zei dat zij wel verder zou helpen. De man werd als het ware een beetje wegge­drukt. Aan haar manier van doen merkte wij echter al gauw dat zij zich ken­nelijk erg­erde aan de leuke korte broek die mijn vrouw aan had. Dat was ken­nelijk (toen?) niet de gewoonte in Urk. Haar man kon dat niet zien en daar­voor wilde zij hem behoe­den. De bedi­en­ing was verder correct.

De dag daarop was het zondag en dat was voor ons Zaankan­ters toch wel bij­zon­der. Overal was het doo­d­stil. De straten waren ver­laten, de gordi­j­nen van de huis­jes waren heel of half dicht en voor de winkel­ruiten waren luiken aange­bracht. In de mor­gen gin­gen de bewon­ers, vee­lal donker of zwart gek­leed, naar de kerk. Na de mid­dag werd het drukker op straat. Omdat het mooi weer was gin­gen hele groepen mensen wan­de­len rondje haven. Toen waren wij aan de beurt om bekeken te worden.

Op een gegeven moment ging een vrij grote groep jon­geren bij elkaar zit­ten op een viskot­ter vlak bij ons in de buurt. Zij zaten aan dek waar­van som­mi­gen op een pil­skrat. Zij dronken namelijk geen limon­ade maar bier. Het was best een gezel­lige boel maar op een gegeven moment merk­ten wij toch, dat de stem­ming joliger werd. De alco­hol deed, zoals overal en altijd, zijn werk. Uitein­delijk resul­teerde dat ook in wat machoge­doe van som­mige jon­gens. Onder hun aan­vo­er­ing ging op een bepaald moment de hele ploeg van twintig man van de ene kant van het schip naar de andere kant lopen. Als je dat snel doet dan gaat een dergelijke kot­ter ver­vaar­lijk over­hellen en maakt in de haven veel dein­ing. Wij besloten wat verderaf te gaan liggen. Wij deden dat ook omdat wij jonge kinderen aan boord had­den. Zij begrepen het niet erg en von­den het best angstig. En dat op zondagmiddag!

Maandagocht­end hebben wij Urk ver­laten. Tevre­den vaar­den wij weg. Wij had­den leuke dagen gehad waar­bij wij Urk iets meer had­den leren kennen.


kabeltjeskrant 2012 2

Buiten­bo­ord­mo­tor
4 april 2010

Hier­bij weer eens een stukje over lang vervlo­gen tij­den. Lees en huiver!
In mijn vorige aflev­erin­gen vertelde ik U al hoe ik in de vijftiger jaren van de vorige eeuw de water­sport met een zeil­boot probeerde te bedri­jven. Zoals velen met mij, ging dat toen uit een hele smalle beurs. Dankzij de ontwik­kel­ing van de lat­ten­bouw – die voor het eerst bij zeil­boten werd toegepast – werd de water­sport toe­ganke­lijk voor gewone mensen. De smalle beurs was echter niet alleen een obstakel. In die tijd had ik niet meer dan twee weken vakantie. Snip­perda­gen beston­den niet. De enige vrije dagen die ik had waren de derde pinks­ter­dag en goede vri­jdag. Voorts een werk­week van zes dagen. Er was eigen­lijk maar weinig tijd beschik­baar voor de boot. Met een zeil­boot zon­der motor kwam je echter niet ver. De behoefte om snel even weg te kun­nen was niet altijd mogelijk. Soms was er gewoon geen wind of de wind was te hard. Een buiten­bo­ord­mo­tor zou dat makke­lijker maken.

In die tijd waren er al prima buiten­bo­ord­mo­toren. Zij waren echter relatief duur. Een goede motor kostte al gauw van f. 700 tot f. 900.
Ik ver­di­ende toen circa f. 250 per maand. Een motor kostte dus ongeveer drie maand­salaris­sen. Toch wilde ik tegen beter weten in zoi­ets aan­schaf­fen. Het toe­val bracht bij mij de scheepsbenodigd-​hedenwinkel van Jan Visser op de Damstraat. Daar ston­den op een gegeven moment nieuwe motoren in de aan­bied­ing. Zij bleken te wor­den aange­bo­den door Scheep­swerf Kraaier van de Zuid­dijk. Deze stopte met de jacht­bouw en wilden wel tegen een lagere prijs verkopen. Ik rook mijn kans. Een van de motoren was een Engelse motor. Een langstaart, twee cilin­der ben­zine motor van het merk B.M.B. Ik was direct ver­liefd op die motor. De lagere verkoop­prijs was f. 600 met garantie. Ik bood f. 400 waar­bij ik afs­tand deed van de garantie. Ik werd de winkel uit­gelachen. De bedri­jf­slei­der zei: “ …in geen vier­hon­derd jaar…”. Een week later ging ik weer heen en bood het­zelfde. Weer had ik geen suc­ces. Ik ben toen zes weken lang, elke week een keer, het­zelfde bod uit gaan bren­gen. Ik liep het risico dat de motor aan een ander verkocht zou wor­den. Dat gebeurde gelukkig niet. Bij het zevende bod zei de verkoper, dat mijn bod geac­cepteerd was. Hij zei: ”…ga het geld maar halen, neem dat ding mee en laat ik je hier nooit meer zien….”

Ik had zelf f. 100 gespaard.Daarnaast leende ik f. 200 van mijn moeder en f. 100 van mijn baas. Zo blijd als blik haalde ik de motor op. Hij paste als gegoten aan de achter­steven van mijn zeil­boot. Vanaf dat moment kon ik mijn vaarge­bied uit­brei­den. De motor zou mij in staat stellen naar Fries­land te gaan. Het zeil­wal­halla van ons land. Ook andere plassen wer­den bereik­baar. Ik denk daar­bij aan Zuid-​Holland zoals de Brase­mer­meer, de Kaag en Nieuwkoopse plassen. Vele jaren hebben wij toen leuke tochten gemaakt. Ik heb die motor nog steeds. Hij staat wat mis­troostig in een hoekje van mijn schuur. Zo lang ik leef gaat die motor niet naar het schrot. Hij herin­nert mij aan mijn jeugd. Maar bove­nal herin­nert hij aan een tijd waar­bij je veel opof­ferin­gen moest getroosten voor din­gen die nu heel gewoon zijn. Overi­gens ver­lang ik niet terug naar die tijd. Gelooft U mij: arm zijn is alleen leuk achteraf.


kabeltjeskrant 2012 2

Chris Kabel – 28 maart 192831 juli 2013

Joomla tem­plates by a4joomla