Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

De Jonge Abra­ham
Door: Sjors van Leeuwen

(Deze col­umn heeft hij geschreven voor en zijn te lezen op de Orkaan. De Zuid­kan­ter pub­liceert de ver­halen met spe­ciale toestem­ming van de Orkaan.)
Het voor­ma­lige Oost­z­i­jderveld en ook ‚t Kalf was vroeger een deel van Zaan­dam waar naar ver­houd­ing erg veel pel­molens ston­den.
Wat doet een pel­molen? Een pel­molen sli­jpt met zeer zware zand­ste­nen die aan de ran­den zijn bezet met scherp blik het vliesje of schil­letje van de gerst of de rijst. Deze han­del­ing noemt men pellen. Gerst die zo gepeld is noemt men gort. Deze gepelde gort was in droge vorm zeer lang houd­baar en goed­koop. Het was dan ook het voor­naam­ste voed­sel van de gewone bevolk­ing voor­dat de aar­dap­pel in Europa op het menu kwam.
Ook schepen die vanuit Ned­er­land naar alle wereld­de­len voeren had­den gort steev­ast in de kom­buis. De ruwe gerst haalde men vroeger vooral uit Dantzig (Duit­s­land), Den­e­marken, later uit het zuiden van Rus­land en het Donauge­bied. Het groeit vooral goed op zware kleigrond. Met grote schepen ver­vo­erde men deze gerst naar Amsterdam.

10afb1
Foto: Gemeen­tearchief Zaanstad. ‘Kan­toorhoudend in de Koren­beurs te Amsterdam’
De Zaanse pel­moleneigenaren kochten hun gerst op de Koren­beurs in Ams­ter­dam. In kleinere scheep­jes werd de gekochte waar afgeleverd bij de pel­molens, soms staande aande Zaan, anderen weer verder in het veld alleen bereik­baar via het schut­ten door kleine sluizen.
In de schuur naast de molen werd de gerst gelost in houten kas­ten om ver­w­erkt te wor­den wan­neer er vol­doende wind was. Dat betek­ende voor een pel­molen min­i­maal wind­kracht 5 om dan met volle zeilen het zware pel­w­erk van twee kop­pel ste­nen te kun­nen trekken. (Elke steen vraagt rond de 85 PK).
De Abra­ham
Een van deze pel­molens was ‘De Jonge Abra­ham’ staande op ‚t Kalf te Zaan­dam.
Gebouwd als ‘De Abra­ham’ in 1694 en een eeuw later door de blik­sem getrof­fen en ver­brand in 1766. Bij her­bouw ver­rees er een nog hogere en zwaarder gebouwde molen dan zijn voor­ganger die de toepas­selijke naam kreeg ‘De Jonge Abra­ham’. Zijn bestaan als pel­molen eindigde rond 1898 toen molen­maker Simon Gras de molen kocht en zo ‘pet­ten­baas’ werd. Een pet­ten­baas was vaak een mole­naar die de molen over­nam van de moleneige­naar die over­stapte naar het nieuwe fenomeen stoom­fab­riek en de oude molen voor een zacht pri­jsje overdeed aan een van zijn knechts.
Gras veran­derde de molen van een pel­molen naar een molen met platte ste­nen om er veevoer mee te pro­duc­eren zoals koffie, gerst en rijst­doppen. De molen stond nog fier overeind volop mal­end in het over­stroomde Oost­z­i­jderveld bij de water­snood van 1916. Maar de tijd van geld ver­di­enen met molens bleek over. In het najaar was zijn tijd op en kwam de sloper, zijn schuur werd nog her­bouwd iets noordelijker als pakhuis bij fab­riek ‘De Verwacht­ing’ bestaande uit een deel van een voor­ma­lige pel­molen ‘De Hon­de­man’. Later verd­ween ook dit door brand en sloop.
Nu rest nog slechts zijn naam als klein straatje lopend van de Dr. H.G. Scholtenstraat naar het Kalf.

10afb2
De bijbe­horende foto’s van Sjors van Leeuwen zeggen genoeg; de een is van rond 1900, de ander van 2017.
Van links naar rechts Pruthuis “De Leeuw­erik”, Pel­molen “De Hon­de­man”, Pel­molen “De Zeilenmaker”,
Pel­molen “De Jonge Abra­ham”, Verf­molen “De Duinjager”.

10afb3

Foto: Sjors van Leeuwen. Zelfde plek als de 1900 met de straat­naam: Jonge Abraham.

Joomla tem­plates by a4joomla