Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Mevr. Hen­drika Bergsma – Sjouwke

Van onze redac­tie: Ruud Meijns

Bergsma00

Haar vader Klaas Sjouwke kwam uit Den Briel, die ging varen om de dien­st­plicht te ont­lopen. Zo kwam hij in Ned­er­lands Indië terecht. Als varens­gezel was hij in dienst bij de KPN (Konin­klijke Paket­vaart Ned­er­land), een­maal in Indië stapte hij over naar de BPM (Bataafse Petro­leum Maatschap­pij) op Suma­tra en Borneo.

Bergsma01Daarna kwam hij naar Soek­aboemi en begon hij op de IJs­fab­riek als directeur. Om voor zichzelf te begin­nen heeft hij plan­tages gekocht. Voor­namelijk thee en wat koffie voor eigen gebruik. Die plan­tages lagen tussen Soek­aboemi en Buitenzorg.

Mevr. Bergsma is 29 mei 1929 geboren op de plan­tage in Tand­jong Karang. Dat kon omdat er in die tijd een arts met auto beschik­baar was. De andere kinderen van het gezin zijn niet op de plan­tage geboren, haar vader vond dat te riskant en daarom zijn zij in Soek­aboemi geboren. Het gezin telde acht kinderen. Haar vader werkte op Suma­tra en haar moeder en de kinderen woon­den in Java. Toen de schooltijd aan­brak gin­gen de kinderen in de kost bij fam­i­lie in Buiten­zorg. Hen­drika ging met drie broers in de kost.

Bergsma02Eens in de maand kwam vader of moeder om alle din­gen zoals kost­geld, geld voor kled­ing enz. te rege­len. Alleen in de grote vakantie kwa­men ze weer thuis op de plan­tage. Vanaf de vierde klas is ze naar Ban­do­eng gegaan en trok ze in bij haar oud­ste zuster en ging daar naar school. De reden dat ze vertrok was dat het voor een jong meisje min­der geschikt was. En toen brak de oor­log uit.

Foto: Vader Klaas Sjouwke zit­tend links

Haar vader moest bij het uit­breken van de oor­log met Japan opkomen bij de Land­storm. Hij kwam in de buurt van Tjialt­jap aan de zuidelijke kust van het eiland Java, in een gebied waar malaria heer­ste, werd geïn­fecteerd en over­leed bin­nen acht dagen. Hij werd slechts 42 jaar. Dat was nog voor de capit­u­latie. Later gaf dat nog veel prob­le­men omdat, ondanks vele ver­zoeken, er geen bewijs van over­li­j­den op tijd afgegeven werd. Na de oor­log bleek de admin­is­tratie van het zieken­huis ver­brand te zijn. Gevolg was dat de moeder van mevr. Bergsma geen pen­sioen kon ont­van­gen toen ze in Ned­er­land kwam. Een onrecht­vaardigheid die nog steeds pijn doet.

Na de capit­u­latie zijn de beide zus­jes naar de plan­tage gevlucht want in Ban­do­eng werd het ze te heet onder de voeten. Toen de Japan­ners op de plan­tage kwa­men wer­den ze terug naar Buiten­zorg ver­dreven. Omdat de fam­i­lie zich onder de Chi­nese naam van haar moeder, Tjio, had gereg­istreerd bleven ze uit han­den van de Japan­ners. Twee van haar broers wer­den opgepakt en hebben de hele oor­log in een kamp gezeten. Ze hielden zich in leven door eten te maken en te verkopen en spullen te ruilen voor voed­sel. En af en toe wat kun­nen werken in een schoen­fab­riekje van Chinezen. Maar dat was toch gevaar­lijk vooral toen iedereen ontsla­gen werd.

Aan het einde van de oor­log, toen de Japan­ners capit­uleer­den, moesten zij, voor hun eigen vei­ligheid, naar de kam­pen van­wege de Bersiap, de bloedige peri­ode tij­dens de vri­jhei­dsstrijd van de Indone­siërs. Ze wer­den opgevan­gen in het kamp Kedo­eng Halang in Buiten­zorg. (zie herin­ner­ing Hr. Thung). Ze kon­den een matras meen­e­men op die vlucht naar het kamp, opvouwen, een stok er door en met z’n tweeën sjouwen. En wat je verder nog kon meenemen.

Bergsma03Ze zaten in een groot ste­nen huis, van een Chi­nees gehu­urd. Het was vlak bij het paleis van de Gou­verneur en ’s Lands Planten­tuin in Buiten­zorg. Zelf had­den ze een gezin met acht kinderen en haar zus had zeven kinderen plus nog een ken­nisje van de plan­tage; alle­maal in één huis. Ze zijn nog een keer ver­huisd naar een ander kamp waar ze met zes of zeven gezin­nen in één huis zaten.

Foto: Kedo­eng Halang Buitenzorg

Daar kwam het eten uit de gaarkeuken. Rijst met corned beef uit Aus­tralië en dat kreeg je afgeme­ten voor het huis waar je in zat mee voor het aan­tal gezin­nen dat daar zat. Moeder had kleine pot­jes met specer­i­jen en zo kon ze het een beetje op smaak maken. Haar broers wer­den, nadat ze uit het kamp kwa­men, opgepakt door de Indone­siërs en in de gevan­ge­nis gezet. Iemand hoorde dat en heeft het kam­phoofd gewaarschuwd en die heeft hen kun­nen red­den samen met de Britten.

Bergsma04In die tijd open­baar­den zich voor het eerst hart­prob­le­men waar­voor ze in het CBZ, het Cen­traal Burg­er­lijk Zieken­huis in Batavia, werd onder­zocht. Als ze weer eens voor con­t­role naar Batavia moest com­bi­neerde ze dat met wat ruil­han­del om zo weer eten in huis te kri­j­gen. Twintig jaar gele­den kwa­men die prob­le­men terug en moest zij aan vier bypasses geop­ereerd worden.

Foto: Het CBZ te Batavia

Ze was toen rond de zestien en kon eigen­lijk weer naar school, maar ze is toen gaan werken. Ze begon in een zieken­huis in de keuken en later in de ver­pleg­ing. Maar ze kon niet tegen lijken. Zolang mensen leef­den was het geen punt hoe erg ze er ook aan toe waren, maar als het hart stopte kon ze er niet meer tegen. Ze heeft toen ander werk gekre­gen bij het Rode Kruis en kwam toen weer in Soek­aboemi terug.

Bergsma05Ze bezochten de buiten­posten om de mensen daar te helpen, met een arts en ver­pleeg­sters. Wel met mil­i­taire begelei­d­ing voor de vei­ligheid. Dat was wel nodig want toen ze een keer ’s avonds terug­keer­den reed een Jeep, die voor de 3-​tons truck reed, op een land­mijn. Ze zat toen in een cabaret­groepje en ze traden op voor mil­i­tairen in de buitenposten.

Foto: Op pad met mil­i­taire begeleiding

Omdat ze niet steeds op pad wilde naar de buitenge­bieden is ze voor de Mil­i­taire Kashouder, van het KNIL, gaan werken. Later werd ze door de KL (Konin­klijke Land­macht) gevraagd of ze daar, bij de tele­foon­di­enst wilde komen werken. Daar heeft ze tot decem­ber 1949 gewerkt.

Bergsma06Ze woon­den met de fam­i­lie in Buiten­zorg, haar zus en zwa­ger kwa­men de kerst bij hen vieren en daarna namen die moeder mee naar Ban­do­eng om bij hen te wonen en voor de kinderen daar te zor­gen. Dus was ze alleen met een jonger zusje en een kindje uit de omgev­ing, maar die twee vertrokken later ook naar Ban­do­eng. Dus zat ze alleen met een dien­st­meid in dat huis. Een poosje woonde een col­le­gaatje bij haar. Ze had gelukkig veel steun aan ken­nis­sen uit het leger.

Ze had inmid­dels ken­nis aan een Ned­er­landse jon­gen, Willem Bergsma, die daar in mil­i­taire dienst zat. Willem was al vroeg wees gewor­den en zijn oud­ere zuster zorgde ervoor dat hij een mil­i­taire oplei­d­ing in Enge­land kon vol­gen. Toen hij acht­tien werd kon hij zo de dien­st­plicht in Ned­er­land in en werd gelijk naar Indië uitgezonden.

Bergsma07Hen­drika en Willem had­den zich ver­loofd en toen het einde in Indië nader­bij kwam wilden ze graag naar Aus­tralië. Maar zij werd niet toege­laten, van­wege gemengde afkomst; half­bloed. Ze had gewoon de Ned­er­landse nation­aliteit, maar toch, dus werd het Nederland.

Willem ging een half jaar eerder naar Ned­er­land om van alles te rege­len. Hij bleef nog drie maan­den in mil­i­taire dienst, maar hij kon moeil­ijk werk kri­j­gen. Na aankomst in Ned­er­land hebben ze eerst een peri­ode bij z’n zus inge­woond. Het huis stond in de buurt van het gas­bedrijf en Willem heeft toen de directeur daar­van aange­spro­ken of hij geen baan­tje voor hem had. Dat lukte en hij heeft daar tot z’n VUT gew­erkt. Hij begon daar in de smed­erij. Dat kende hij goed want z’n vader had een smed­erij gehad in Anjum in Fries­land waar hij oor­spronke­lijk van­daan kwam. Hij was handig en inven­tief want hij heeft nog van het gas­bedrijf een beloning gehad voor een ver­be­ter­ing die het bedrijf veel voordeel opleverde.

Toen Hen­drika op 15 april 1950 in Ned­er­land aankwam woog ze nog maar 45 kilo. En met de dreig­ing van de Kore­aanse oor­log, kon je hier ook din­gen moeil­ijk kri­j­gen. De eerste peri­ode waren ze bij zijn zuster in de kost want je kreeg niet zomaar een won­ing. Haar zwa­ger had bon­nen voor het slachthuis en dan nam hij voor haar een stuk gestoomd spek mee. Ze vond het heer­lijk, at het bij het ont­bijt, anderen gruw­den ervan.

Ze had een voorschot aangevraagd in Den Haag voor kled­ing en dergelijke, maar dat werd geweigerd omdat ze op eigen gele­gen­heid naar hier was gekomen. De reis was door haar toekom­stige man betaald. Vijf­tien jaar later kwam er nog iemand van Sociale Zaken aan de deur om te vra­gen of ze nog wat nodig had.

Ze vond gelukkig snel werk als modiste in Ams­ter­dam. Toen deed zich een prob­leem voor met de zus van haar man waar ze inwoon­den en moesten ze op zoek naar een ander kosthuis. Dat von­den ze op de haven in de Nar­vas­traat bij een echt­paar met drie kinderen. Dat was echt behelpen met de ruimte, ze had­den geen eigen ruimte en door een ongeval op haar werk kwam ze thuis te zit­ten. Dat heeft zeven maan­den gedu­urd. Toen de Kep­pler­straat werd gebouwd kre­gen ze daar een duplex­won­ing aange­bo­den. Ze heeft ook nog in de nacht– en avond­di­enst op het postkan­toor gew­erkt, sorteren. In die tijd woonde haar moeder bij hen in. Toen de sor­teer­afdel­ing naar Ams­ter­dam ver­huisde is ze met dat werk gestopt.

Toen ze in Ned­er­land zat kwa­men ook de fam­i­liele­den over want in Indone­sië werd het steeds slechter. Eén van haar broers werd daar het slachtof­fer van. Hij werd in een hin­der­laag gelokt en is gelyncht. Zijn vrouw en zeven kinderen bleven daar achter. Haar moeder, jong­ste zus en een broer zijn in Drunen in een opvang terecht gekomen. Haar broer is later naar de Verenigde Staten geëmigreerd.

Bergsma08Na 2 jaar kre­gen ze een grotere flat aange­bo­den, maar voor­dat ze erin trokken hebben ze een won­ingruil gedaan met een fam­i­lie die een won­ing in de Mei­doorn­straat had. Zo kon haar man zijn hobby, motoren, onder­houden. Ze heeft haar moeder de laat­ste acht jaar van haar leven in huis genomen. In 2000 zijn ze ver­huisd naar de Lucy Ston­es­traat. Maar een jaar nadien over­leed haar man op zes en zeventig jarige leeftijd.

Bergsma09De ervarin­gen uit de oor­logspe­ri­ode spe­len de laat­ste jaren op. Ze slaapt slecht en droomt heel veel. Ze heeft een peri­ode hulp gekre­gen bij de Sticht­ing Pelita in Oegst­geest om over die peri­ode te praten. Geregeld gaat ze naar bijeenkom­sten van Pelita om daar met elkaar te eten en gezel­lig bijeen te zijn.

Met een vriendin die ze al sinds haar jeugd kent gaat ze nog steeds om. En er zijn meer oude bek­enden waarmee con­tact is gelegd bijvoor­beeld door een reünie van medew­erk­ers van het Rode Kruiszieken­huis in Indië.

Buiten­zorg - Kamp Kedo­eng Halang - West-​Java
Uit het Dag­boek van Hr Thung.
In de Japanse tijd waren de huizen in het kamp omheind door gedèk, de ingang werd bewaakt door een Indone­sis­che wacht. Op 3 of 4 okto­ber 1945 kwa­men de eerste geal­lieerde mil­i­tairen, die de bewak­ing van het kamp (met nog steeds dezelfde bewon­ers) over­na­men. Vanaf 14 okto­ber, toen meer Gurkha’s in Buiten­zorg aankwa­men (gelegerd in de kaz­erne van het 14e Bataljon) werd de bewak­ing van het kamp gelei­delijk opgevo­erd tot ca 100 man. Op 01-​12-​1945 waren alle vrouwen en kinderen naar dit kamp overge­bracht. Er ontstond een geregeld kam­pleven met dis­trib­u­tie, blokhoof­den, kamp­poli­tie en een zieken¬huisje. De wijk (het kamp) was niet omheind, het bleef er ‘s nachts onrustig. Deze sit­u­atie bleef tot eind 1946 bestaan, toen inmid¬dels onder bescherming van een groot Ned­er­lands gar­ni­zoen. Er was een Indo-​Europese fam­i­lie, die pas in feb­ru­ari 1947 zijn kam­p­won­ing verliet.

Joomla tem­plates by a4joomla