Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Jan Harde­man, oud melkhan­de­laar.
Van onze redac­tie, Ruud Mei­jns

Hardeman0

Jan is 86 jaar als we dit gesprek voeren in 2022. Hij is in okto­ber 1961 in de Ros­molen­wijk begonnen als melkhan­de­laar. Geboren en geto­gen Oud-​Loosdrechter. Zijn vrouw kwam uit Weesperkar­spel, ze zijn in 1961 getrouwd. Daar­voor werkte Jan ook als melk­boer o.a. in Vree­land en Hil­ver­sum, maar dat was nog bij een baas op pro­visieba­sis. In 1961 hebben ze de melkzaak overgenomen van dhr. J.A. Sen­gers en in 1995, hij was toen 60 jaar, zijn ze gestopt.

Hardeman3Aan de voorkant, aan de Ros­molen­straat hoek Hov­e­nier­straat had­den we een winkeltje, net als van Van Lan­ge­laar. We waren con­cur­renten, maar altijd hele goeie vrien­den geweest. Je was een zelf­s­tandig onderne­mer, maar je had ook een buurt­func­tie. Toen ik het over­nam betaalde ik voor de wijk, voor de good­will en ik betaalde voor ‘de zaak’ f xx.000, – . (geleend bij de melk­fab­riek). Daar zat niet eens het huis bij, dat heb ik een paar jaar later kun­nen kopen. We zijn hier bli­jven wonen, maar de helft van de woonkamer zoals die nu is, was winkel. Je had een koel­ing erin en waar nu het raam zit was toen een deur.

Foto: Ros­molen­straat, gezien vanaf de hoek Schoolomeester­straat eerst de groen­tewinkel van Buijs en dan de melk­winkel op de hoek van de Hov­e­nier­straat

Wijken
Toen wij hier kwa­men waren de wijken al verdeeld, dat is direct na de oor­log tot stand gekomen. Ik ben van ’35 dus heb die hele peri­ode van na de oor­log meege­maakt. Van de over­heid kwam toen de ver­plicht­ing dat we ration­eel moesten werken om de kosten laag te houden. Maar we begonnen ook wat kruide­nier­swaren te verkopen in het winkeltje.

Je had het over Henk van Lan­ge­laar, die hier begonnen is, hij had klanten maar had ze door de hele stad heen. Zo werd een klantenkring opge­bouwd, je probeerde overal te lev­eren; losse klanten. En na de oor­log is dat sys­teem in werk­ing gekomen.

Dat ging in samen­werk­ing met de melk­fab­rieken, je had toen heel wat meer kleine melk­fab­rieken. In Oost­zaan had je er een, die heette Schaft en hier had je de CMC, dus er was ook nog wel wat con­cur­ren­tie. Je werd ’s mid­dags door de fab­riek gebeld wat je de vol­gende dag nodig had. De fab­riek bracht wat je de dag ervoor had doorgegeven ’s nachts bij je thuis. Een uur of twee of half drie zetten ze de krat­ten en de bussen buiten neer, tegen de schut­ting aan. Dat ging toen nog goed. In de jaren ’70 begonnen ze te jat­ten.

De jaren daarna kwam de maa­tregel van de over­heid dat je een koel­cel moest hebben. Daarna werd de bevoor­rad­ing van de melkhan­del in de mid­dag gedaan. Als het nodig was kon je wel wat halen als je tekort kwam want die melk­fab­rieken had­den een fil­i­aal in Zaan­dam. Die van de Melk­cen­trale Noord zat op het Kalf en die van de CMC zat in de Sta­tion­sstraat. De beheerder heette Esweiler.

In die peri­ode zijn ook de verenigin­gen opgericht. Je had hier de Melk– en Zuiv­elv­ereng­ing Zaan­dam. Je had ook nog een katholieke verenig­ing en Oost– en West­zaan had­den een eigen verenig­ing, maar dat is alle­maal één gewor­den. Ik geloof dat West­zaan in die tijd wel 8 of 9 melkhan­de­laren had, zo’n klein dorp.

Zo’n nieuwe wijk, daar kon je niet zomaar begin­nen want je moest aan aller­lei eisen vol­doen. Je moest lid zijn van de verenig­ing. Als je dat niet was dan lever­den de fab­rieken je beslist geen melk. Zelf heb ik mijn wijk nog wat kun­nen uit­brei­den met de Hei­jer­mansstraat en de Dager­aad­straat, maar daar betaalde je voor de omzet die erbij kwam.
Dat kocht je van de verenig­ing bijv. een tien­tje per liter. En als je dan een wijk van 500 liter erbij kocht betaalde je daar­voor. Die wijkindel­ing werd gedaan door de verenig­ing, niet door de over­heid, dus je moest wel lid wor­den.
Er kwam bij de verenig­ing geld bin­nen maar ze betaalden ook din­gen voor je, een vorm van sociale dekking. In Zaan­dam waren twee reservelop­ers in dienst. Werd er een melk­boer ziek dan nam die loper het over. Je kon, wel op indi­vidu­ele basis, een pen­sioen­fonds creëren en er was een ziek­tekosten­verzek­er­ing. Daar betaalde je wel wat voor.
In die verenig­ing had je een Saner­ingscom­missie en ik heb jaren in het bestuur gezeten dus ik heb het van nabij meege­maakt. Ik was even der­tig toen ik gevraagd werd, ze had­den denk ik jong bloed nodig.

Maar je had, ook voor de oor­log al, grote en kleine melk­boeren en bij de saner­ing werd gekeken naar je omzet in liters. Daar kreeg je toen een verdel­ing in in straten. Henk van Lan­ge­laar, de vader van Hen­nie had hier toen ook nog een wijk. Er zullen wel te kleine melk­boeren zijn afgevallen.

Hardeman1
Foto: De heer en mevrouw Harde­man voor hun melk­wa­gen en winkel aan de Rosmolenstraat.

Mijn vrouw deed de winkel en we had­den een winkelmeisje en we lever­den, net als Hen­nie, ook aan bedri­jven in de buurt. Maar in de jaren ’60 maar vooral de jaren ’70 kwam er een ken­ter­ing. Eerst had je zelf­be­di­en­ingsza­ken, maar zelfs Albert Heijn verkocht nog geen melk. De super­mark­ten zijn pas melk gaan verkopen mid­den jaren ’70. Daar­voor had de melkhan­del het alleen­recht op de verkoop van melk.

Je moet ook dat in z’n tijd zien. De vrouwen werk­ten niet. Mijn wijk was o.a. de Jan Bouwmeester­straat en de Poort­straat en ik had zo’n goeie 200 klanten die ik dagelijks langs ging. Later nam je de woens­dag vrij voor andere bezighe­den en daarna ging je drie dagen per week bezor­gen.

De Jan Bouwmeester­straat was een katholieke straat, met huizen van Won­ing­bouwv­erenig­ing Leo XIII, dus grote gezin­nen en die namen elke dag liters losse melk, die kwam uit de melk­bus. Je had al wel flessen melk en later werd het alleen maar flessen en daarna kwam de papierverpakking.

Hardeman2Foto: Jan Bouwmeester­straat, aan de kant van de Oost­z­i­jde, de wijk van Hardeman

Ik had in die straat 98 klanten en je ging deur aan deur en er waren klanten die had­den elke dag drie liter melk. Maar ze deden ook alles van die melk. Moeder kookte er ook pap van. Je had niet het enorme assor­ti­ment dat je nu hebt. Ik zie de bakker ook nog lopen die bracht bij som­mige huizen elke dag twee, drie bro­den. Toen had je drie basis voed­ingsmid­de­len: brood, melk en aar­dap­pe­len. D’r wer­den wat aar­dap­pels geschild per dag.

Nieuwe wijken
Toen Zaan­dam begon te groeien kwa­men er steeds nieuwe wijken bij. Soms kon een melk­boer zijn wijk uit­brei­den en soms kwam er een nieuwe bij. Je kon goed je brood ver­di­enen in die jaren en het gevolg was dat er man­nen waren die melk­boer wilde wor­den die het in wezen niet waren. Het vereist een bepaalde rou­tine, zake­lijk inzicht en je moest een vakdiploma hebben. Ze werk­ten in de bouw en dan wer­den ze melk­boer. Ze had­den wel de goeie wil, maar waren min­der geschikt.

Super­mark­ten
Eind jaren ’50, begin ’60 waren de huisvrouwen alle­maal thuis en dat is gelei­delijk gaan veran­deren, de super­mark­ten begonnen ook melkpro­ducten te verkopen en het assor­ti­ment brei­dde steeds meer uit, ook in onze eigen winkel. We zijn ook brood gaan verkopen. Maar dat de vrouwen gin­gen werken was voor dit soort bedri­jf­jes niet altijd even gun­stig, want toen kwa­men de prijsverschillen.

Je had vanaf het eind van de oor­log de ver­ti­cale pri­js­bind­ing; een pakje mar­garine kostte overal even veel. Toen de super­mark­ten met melk begonnen kreeg je ver­schillen in prijs. Heel vroeger had je nog boeren die zelf hun melk uitvent­ten, dat mocht toen nog. Zo is groot­vader Henk van Lan­ge­laar ook begonnen als boerenknecht bij een boer die melk uitventte. Je had in die tijd ook al fab­rieken met eigen melk­boeren en daar was ook wel eens wrijv­ing tussen.

In de oor­log ging de melkpro­duc­tie gewoon door; koeien geven melk. Heel vroeger was er wel eens sprake van sjoeme­larij zoals water toevoe­gen. Er werd wel eens gezegd ‘we kre­gen melk en de kroos dreef er nog op’. In die sloot­jes van vroeger wer­den ook de melk­bussen schoonge­maakt met sloot­wa­ter. Er wordt wel eens gezegd dat de mensen vroeger meer weer­stand had­den. Wie weet?

Hardeman4Melk was melk, halfvol kende men nog niet en boeren kre­gen betaald naar gelang het vet­per­cent­age van hun melk. Dat per­cent­age werd door de fab­riek vast gesteld. En na de oor­log kwam er homogenis­er­ing en toen is het vet­per­cent­age op één niveau vast­gesteld; dat was volle melk. Rota­tor was ges­ter­iliseerde melk, die was ver­hit en dus langer houd­baar.

Melk bed­erft en daar kon je ook de netheid van de huisvrouw aan zien. Als het zomerdag was en je had een paar warme weken dan had je op maandag altijd wel een paar klanten die zei­den dat de melk zuur was. Maar de hygiëne begon al als de melk in de pan ging – was de pan wel schoon. En er waren nog geen koelka­s­ten en dan kocht men wel eens van die Rota­tormelk.

Ik had ook een loper voor als mensen niet thuis waren. Je wist pre­cies wat ze nodig had­den. Je liep naar de keuken of je pakte zelf een pan om een paar liter melk in te doen. Soms pakte je een pan en dan zag je dat ze de dag ervoor bieten had­den gegeten, dan zat er nog wat roods in die pan.

Henk sr., hij is in 1987 overleden, de opa van Hen­nie van Lan­ge­laar heb ik nog gek­end. Want toen wij hier begonnen was hij half vijftig. Hij moest wegens gezond­hei­d­sprob­le­men stop­pen. Alles werd aan de deur verkocht, je kunt je het niet meer voorstellen. Tijd speelde veel min­der een rol dan nu. De schoen­maker kwam bij de klanten langs met de vraag of er nog wat te repar­eren was.

En het assor­ti­ment werd in de loop der jaren ook steeds groter. Ik had een bezorg­wa­gen, van Spijk­staal, die was kleiner dan een winkel­wa­gen van de SRV en de klant kon daar niet inkomen. Vanaf de jaren ’60 kre­gen we het alle­maal wat beter; je kon een pil­sje drinken en ik heb wat bier verkocht aan huis. Wat dacht je van de fris­dranken. Dat begon met Exota en wat we nu alle­maal gewoon vin­den was toen een luxe. De koelka­s­ten kwa­men en ik heb het toch meege­maakt dat als mensen een koelkast kre­gen ze dan zei­den, Zeg Jan, kom es effe kijken, we hebben een koelkast’. Dan liep ik met de klant de keuken in en daar stond de koelkast, zo blij waren ze.

Tom Valken­burg: foto echt­paar Harde­man
Andere foto’s: Gemeen­tearchief Zaanstad


Joomla tem­plates by a4joomla