Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Car­o­lus Clu­sius — Clu­siusstraat
Van onze redac­tie, Ruud Meijns

Clusiusstraat

ClusiusCar­o­lus Clu­sius, de ver­lati­jn­ste naam van Charles de l’Écluse (Atrecht, 18 feb­ru­ari 1526 — Lei­den, 4 april 1609) was een Franstal­ige geleerde uit de Zuidelijke Ned­er­lan­den, arts en botan­i­cus. Hij speelde een grote rol bij de ver­sprei­d­ing van de aar­dap­pel en tulp in Europa.


Hij begon een recht­en­studie in Gent, maar studeerde vanaf 1546 bij Gabriël Mudaeus in Leu­ven aan het Col­legium Trilingue. In 1548 studeerde hij in Mar­burg verder in de rechten. Van­wege zijn protes­tantse over­tuig­ing ging hij in 1549 naar Wit­ten­berg om er medici­j­nen te stud­eren, met de her­vormer Philip Melanchthon. Op advies van Melanchthon ging hij in 1551 in Mont­pel­lier medici­j­nen en plan­tkunde stud­eren bij pro­fes­sor in de medici­j­nen Guil­laume Ron­delet. De planten­rijk­dom van de omgev­ing van Mont­pel­lier stim­uleerde zijn inter­esse in de botanis­che wereld. Tij­dens zijn studie­jaren leerde hij acht talen beheersen en verza­melde hij op ver­schil­lende ter­reinen veel ken­nis.

In 1560 en 1561 verbleef hij in Par­ijs. In 1564 hield hij zijn eerste expe­di­tie en doorkruiste twee jaar Spanje en Por­tu­gal, waar hij meer dan 200 nieuwe planten­soorten vond, verza­melde en beschreef. In de daaropvol­gende jaren verbleef hij bij Karel van Sint-​Omaars in Moerk­erke in Vlaan­deren, waar hij Spaanse en Por­tugese plan­tkundige boeken in het Latijn ver­taalde. Daarna schreef hij zijn eerste werk over de flora van Spanje en Por­tu­gal. Het ver­scheen in 1576. Op een reis in Enge­land in 1571 leerde hij een Spaans boek over de flora van de Nieuwe Wereld (Amerika) ken­nen, dat hij in drie jaar ver­taalde in het Latijn.

Wenen
Van 1573 tot 1577 was hij hof botan­i­cus bij keizer Max­i­m­il­i­aan II in Wenen, waar hij een kruiden­tuin met geneeskruiden aan­legde. Na het over­li­j­den van zijn patroon werd hij ontsla­gen door diens opvol­ger, keizer Rudolf II. Clu­sius bleef tot 1588 in Wenen om onder­zoek te doen naar de lokale flora. Hij is de eerste geleerde die door het houden van botanis­che excur­sies op de Ötscher en Schnee­berg de belang­stelling wekte voor de Oost­en­rijkse alpen­flora. Hij pub­liceerde in 1583 zijn obser­vaties van de Oost­en­rijkse flora en die van Hon­gar­ije in Rar­i­o­rum aliquot stir­pium, per Pan­non­iam, Aus­triam, & vic­i­nas quas­dam provin­cias obser­vatarum his­to­ria.
Na Wenen ves­tigde hij zich in Frank­fort aan de Main, waar hij hoofdza­ke­lijk ver­talin­gen maakte; in 1594 werd hij hoogler­aar aan de uni­ver­siteit van Lei­den en lei­dde er de hor­tus botan­i­cus. Zijn rechter­hand was hor­tu­lanus Dirck Out­gaertsz. Cluyt (ook bek­end onder zijn gela­tiniseerde naam Theodorus Clu­tius), die de hor­tus aan­legde. Clu­sius over­leed in 1609 en werd begraven in de Vrouwek­erk in Lei­den. Hij zou de tulpen­bol­len­rage, waar­voor hij de basis legde, zo’n kwart eeuw later niet meer meemaken. Bij de sloop van zijn grafk­erk in 1819 werd zijn epi­taaf overge­bracht naar de Pieterskerk.

In 1930 en 1931 werd er op ini­ti­atief van de hor­tus­di­recteur Lourens Baas Beck­ing een recon­struc­tie van de hor­tus uit de tijd van Clu­sius, de Clu­sius­tuin, aan­gelegd naar de plat­te­grond uit 1594 en de beplant­i­ngli­jsten uit 1593. Deze nieuwe Clu­sius­tuin werd aan­vanke­lijk niet op de his­torische locatie gehuisvest, maar in 2009 ver­huisde hij naar de oor­spronke­lijke plaats, achter het acad­e­miege­bouw van de Lei­dse uni­ver­siteit en naast het entreege­bouw van de huidige Hor­tus Botan­i­cus.

Tulpen
Clu­sius kreeg van de Oost­en­rijkse ambas­sadeur in het Ottomaanse Rijk, de Vlaamse edel­man Ogier­G­isleen van Bus­beke, een paar tulpen­bollen, die deze op zijn beurt van sul­tan Süley­man 1 hadgekre­gen. Clu­sius nam de bollen mee naar Lei­den, waar hij veel onder­zoek deed naar de vlam­men enstrepen in tulpen­bloe­men. Aan het eind van de negen­tiende eeuw werd ont­dekt dat deze een gevolg waren van een virus­in­fec­tie. Hij legde door zijn onder­zoek de basis voor de Ned­er­landse bol­len­teelt en tulpen­vere­del­ing. Zo heeft hij in Ned­er­land uit het Mid­del­landse Zeege­bied de ranonkel, anemoon, iris en nar­cis geïn­tro­duceerd. Ook intro­duceerde hij in Ned­er­land onder andere de paar­denkas­tanje (1576), de sni­j­boon, de schors­e­neer en de jas­mijn. Clu­sius heeft naast planten ook pad­den­stoe­len en schim­mels beschreven.

Infor­matie : Wikipedia



Joomla tem­plates by a4joomla